Monitoring is een onderzoek dat tijdens de zwangerschap kan worden uitgevoerd en dat systematisch wordt toegepast tijdens de bevalling. Het wordt uitgevoerd met een apparaat: de cardiotocograaf, die de hartslag van uw foetus meet om te bepalen of er sprake is van foetaal lijden. Het is dus van cruciaal belang om te weten of uw baby gezond is. Tijdens de bevalling worden ook de frequentie en de intensiteit van uw weeën gemeten. De artsen plaatsen twee banden rond uw buik met daarin echo-apparaten, die verbonden zijn met computers die de gegevens in real time vastleggen. Er zijn ook meer comfortabele draadloze modellen verkrijgbaar in sommige instellingen.
In sommige situaties is controle vereist vóór de bevalling in het derde trimester van de zwangerschap. Situaties die toezicht vóór de levering kunnen vereisen zijn :
De frequentie van de onderzoeken varieert naar gelang van de oorzaak, van tweemaal per maand tot verscheidene keren per dag als de moeder in het ziekenhuis is opgenomen. Het onderzoek duurt ongeveer 30 minuten. Indien foetale nood wordt vastgesteld, kan de medische beroepsgroep besluiten tot een keizersnede.
Controle tijdens de bevalling is systematisch. Er zijn twee soorten: intermitterend en continu. Deze keer meet het de hartslag van de baby en de frequentie en intensiteit van de weeën in de baarmoeder.
Tijdens uw bevalling worden de intensiteit en de frequentie van uw weeën gemeten. Te sterke of te lange weeën kunnen foetale onrust veroorzaken en de hartslag van de baby verstoren. In dat geval kunt u medicijnen krijgen om te proberen de hartslag van de baby te reguleren.
De hartslag van de baby wordt ook tijdens de bevalling in de gaten gehouden. Het moet tussen 120 en 160 slagen per minuut blijven. Uw weeën veranderen dit tempo omdat ze de bloedtoevoer naar de placenta veranderen, zodat de hoeveelheid zuurstof die de baby krijgt niet meer regelmatig is. Als er afwijkingen worden gevonden, kunnen de artsen een extra test doen: ze nemen een druppel bloed uit de schedel van de baby om de zuurstofconcentratie te meten. Als de hartslag van de baby hoger is dan 160 BPM, spreekt men van tachycardie. Omgekeerd, als zijn hartslag onder de 120 BPM zakt, spreekt men van bradycardie.
Als er afwijkingen zijn tijdens de geboorte, wat gebeurt er dan?
Ten eerste kan u gevraagd worden om gewoon van houding te veranderen, omdat de hartslag van de baby verstoord kan zijn doordat de navelstreng zich in de verkeerde positie bevindt. U kunt ook medicijnen krijgen om de hartslag te reguleren. Als de afwijkingen aanhouden, moet de baby zo snel mogelijk worden verwijderd. Er kan een tang of een vacuümpomp worden gebruikt. De arts kan ook besluiten een keizersnede uit te voeren als de situatie kritieker is.
Bij laagrisicozwangerschappen kunt u vragen om intermitterende in plaats van continue monitoring. Continue bewaking verhoogt het risico van een keizersnede, een forceps of een vacuüm sterk, aangezien de door de computer vastgestelde afwijkingen niet altijd tekenen van foetale nood zijn, maar gewoon de fysiologische aanpassing van de foetus kunnen zijn. Het is mogelijk stressvoller voor moeders tijdens de bevalling, die het apparaat niet in de gaten kunnen houden. Voortdurende monitoring wordt nog steeds aanbevolen omdat het een nauwkeuriger meting van deze gegevens garandeert, wat cruciaal is voor het succes van uw levering.