Bij vroeggeboorte komt het wel eens voor dat de moeder in de daaropvolgende dagen een aantal pathologische reacties vertoont.
Ten eerste kan de moeder last krijgen van ‘existentiële verwarring'. Dat wil zeggen dat ze een grote leegte in haar leven ervaart, dat ze het Noorden kwijtraakt en contact met de realiteit verliest. Dit gaat dan meestal gepaard met hoofdpijn of buikpijn. Het eerste lichamelijk contact dat de moeder met de baby zal hebben, kunnen de moeder helpen uit die verwarring te raken.
Een tweede reactie die kan voorkomen is een vorm van ontkenning. De moeder lijkt er niet onder te lijden dat haar baby afwezig is: ze past zich snel aan, is niet erg ongerust, vraagt weinig informatie over de baby. Een moeder die dit soort gedrag vertoont wil niet geconfronteerd worden met de realiteit en vlucht in een pseudo-normaliteit om niet toe te geven aan haar angst.
In dit geval wordt het moeilijk wanneer de baby naar huis mag omdat de moeder het contact dan niet meer kan vermijden en geconfronteerd wordt met hetgeen ze heeft proberen te ontkennen. De kans is groot dat de angst en de depressieve gevoelens die de moeder tot nu toe heeft verdrongen, nu toch de kop opsteken en dan meestal in ergere mate. Ten opzichte van de baby kan de moeder zich dan ook eerder gedragen als een opvoedster die de nodige zorgen verstrekt zonder een affectieve relatie proberen te ontwikkelen. Ontkenning vlak na een vroeggeboorte heeft op langere termijn dus ergere gevolgen.