Elk kind is een individu op zichzelf en zijn ontwikkeling zal afhangen van meerdere factoren, aangeboren of verworven, genetisch of omgevingsfactoren. Men is het er over eens dat het leerproces het hele lichaam beslaat. Zo zal een baby eerst leren zijn hoofdje te draaien, daarna pas zijn borstje. Op dezelfde manier zal hij beginnen het centrale deel van zijn lichaam te beheersen (de romp) en daarna pas de uiteinden (de handen). Maar elk kind evolueert op zijn eigen ritme en de volgende gegevens zijn dus gemiddelden en geen absolute regels.
De eerste maanden van een kind tonen dat zijn inspanningen zich op het hoofd richten. Het hoofd goed op zijn schouders te houden, vraagt hem immers een zekere spiertonus die hij geleidelijk zal verwerven. Tijdens de eerste twee maanden is het hoofd zacht en de ledematen altijd gebogen. Tegen 3 maanden kan een baby zijn hoofdje en zijn rug recht houden en kan beginnen op zijn zijde te rollen. Vanaf 6 maanden lukt het hem te blijven zitten als je hem helpt. Hij kan op zijn handjes steunen en van zijn rug op zijn buikje rollen. Hij begint ook al te kruipen.
Tegen 8 maanden kan hij zelfstandig blijven zitten, kan met zijn voetjes spelen en proberen zich op handjes en voetjes voor te bewegen.
Over het algemeen zet een kindje tussen 11 en 15 maanden zijn eerste stapjes en zijn gang zal tot zijn 18e maand steeds verbeteren. Tot aan zijn 3e jaar zal hij de vaardigheden verwerven zoals rechtop staand een trap opgaan of ter plaatse sprongetjes maken.