Stotteren is meer dan gewoon een spreekvloeiendheidsstoornis waarbij de spreker precies weet wat hij wil zeggen, maar er op dat ogenblik niet in slaagt. Het is een complex en dynamisch probleem. ‘Het gesproken woord’ is het belangrijkste communicatiemiddel op aarde. Daardoor is de impact van stotteren op de sociale, psychologische, professionele... ontwikkeling van stotteraars immens.
Kinderen die niet zo vlot kunnen praten, worden al snel gepest. Stotterende kinderen vertonen vaak vermijdingsgedrag, houden zich op de achtergrond en zullen zelden spontaan het woord nemen, tenzij ze erg sterk in hun schoenen staan. Velen van hen krijgen een flinke deuk in hun zelfvertrouwen. Andere kinderen worden dan weer agressief en onhandelbaar, omdat ze het gevoel hebben dat ze continu geviseerd en gepest worden. Het worden echte vechtertjes op school.
Met het openlijke stottergedrag bedoelen we: wat je kunt zien en horen bij iemand die stottert. Denk maar aan de bekende herhalingen (ma-ma-ma-matroos), blokkades (p…aard) en verlengingen (ssssssssschool). Dit noemen we ook wel het primaire stotteren. Deze vorm ontstaat tussen het tweede en vijfde levensjaar. Ook de spierspanningen, de meebewegingen (zoals het hoofd schudden, in de vingers knijpen of met de ogen knipperen), het gebruik van synoniemen voor bepaalde woorden, het vermijden van bepaalde situaties (bv. de vinger opsteken of een drankje bestellen) en het zich isoleren zijn zichtbaar voor de omgeving. Dit secundaire stotteren ontstaat wanneer het kind zich bewust wordt van het primaire stotteren en als reactie hierop ervan weg vlucht en/of er krampachtig tegen vecht. Dit zien we meestal pas na de leeftijd van 5 jaar. Voor die leeftijd beseft de kleuter zelf niet dat hij stottert.
Maar dit is slechts het topje van de ijsberg…
Het grootste deel van de ijsberg ligt immers onder de zeespiegel. Hier gaat het om wat de omgeving niet ziet en hoort, maar wat de stotteraar voelt en denkt tijdens het stotteren, als het weer niet lukt de woorden vlot uit te spreken. De innerlijke schaamte en het gevoel van mislukking bij het zien van de reactie van anderen op het stotteren, mogen we zeker niet onderschatten.
Het stotteren begint doorgaans op de leeftijd van 2 tot 5 jaar, maar het kan voor het eerst optreden tot het twaalfde levensjaar. Na deze leeftijd is het erg uitzonderlijk dat een kind nog begint met stotteren. Het stotteren ontwikkelt zich bij de meeste kinderen geleidelijk. Soms begint het pas na een periode van vloeiend praten, maar meestal begint het stotteren toch op zeer jonge leeftijd, wanneer kinderen steeds meer gaan praten waardoor het stotteren wordt opgemerkt.
Sommige kinderen stotteren weinig, andere dan weer veel. Soms hebben ze er wekenlang geen last van, en dan plots duikt het stottergedrag weer op, vaak in periodes van spanning of vermoeidheid.
Op jonge leeftijd verdwijnt het stotteren vaak spontaan. Bij ongeveer een derde van de beginnende stotteraars verdwijnt het stotteren binnen de twee jaar. Bij meisjes en rechtshandigen is de kans groter dat het stotteren spontaan verdwijnt. Bij een derde blijft de ernst ervan zeer beperkt. En bij een derde groeit het stotteren echt uit tot een ernstig probleem of handicap, tot chronisch stotteren.
Het is goed om hulp te zoeken bij de eerste signalen van stotteren
Het kind is zich er meestal nog niet bewust van dat het stottert. Daardoor komt secundair stotteren zelden voor op deze leeftijd.
Is het goed om met een therapie te beginnen? Ja, hoewel bij 60% van deze kinderen het stotteren spontaan weer overgaat…
Zorg ervoor dat het kind niets merkt. De therapie in deze fase berust namelijk op het informeren en begeleiden van de ouders. Het kind zelf gaat beter nog niet naar een logopedist. Zo vermijd je dat het kind toch gaat beseffen dat er iets is met zijn spreken, waardoor vroegtijdig secundair stotteren kan optreden.
Een therapie bij een erkende stottertherapeut is aangeraden wanneer het kind langer dan 6 maanden stottert of wanneer je merkt dat het kind er zelf last van heeft.
Kinderen beginnen zelden zelf over het stotteren. Via allerlei signalen (het secundair stotteren) kun je als volwassene wel merken of ze het stotteren vervelend vinden of niet. Bijvoorbeeld als het kind na een blokkade zich verstopt, rood aanloopt of je aankijkt om te zien hoe je reageert op het stotteren.
Door Dr. Sofie Vanderoost - Huisarts